paul-conny-indonesie2018.reismee.nl

Tot kijk Maumere, we gaan naar Moni

Zaterdag hebben we flink de tijd genomen om eens helemaal ...niets... te doen. Flink uitgeslapen en na een lekker ontbijt, op ons gemak langs het strand geslenterd. Conny heeft al heel wat mooie schelpjes gevonden om voor de kleinkinderen mee te nemen. Ik dacht er onder water ook een mooie gave te hebben ontdekt. Nadat ik hem aan Conny gaf bleek-ie nog bewoond, door en klein heremietkreeftje. We hebben z'n woninkje maar laten behouden en netjes teruggezet. Tot onze verrassing liepen we een sympathiek Duits stel tegen het lijf die in het naastgelegen resort hun intrek hadden genomen. Gezellig zitten kletsen en van lieverlee lieten ze even zien hoe hun verblijf eruit zag. Het resort waar ze zittsn is wat je noemt superdeluxe maar er zijn eveneens nauwelijks gasten. Er staan moderne huisjes onder de kokospalmen, en volledig van bamboe gemaakt, in allerlei vloeiende vormen, heel bijzonder en echt schitterend. We zijn niettemin dik tevreden met ons onderkomen. Kleinschaliger, intiemer en ongedwongen contact met de vriendelijke eigenaren en medewerkers.

De bewoners van Flores zijn overwegend Katholiek. De vissers en de arbeiders in de haven zijn daarentegen moslims. Zo tegen zonsondergang horen we in de verte het gezang uit de moskee. Alles heeft hier iets dromerigs. Het is hier heerlijk.


Zondagmorgen kwam onze chauffeur, toevallig net als het resort Budi geheten, stipt om 10 uur ophalen. Josef voorzag ons van zijn recept voor die overheerlijke tahoe en tempeh van gisteren. Nog even het verblijf afrekenen en dan op weg.
Wat we eergisteren met het brommertje niet hadden gevonden, deden we nu als eerste aan: de huizen op palen, bij de haven. Daar bleken we vanaf de uitgang van de haven gewoon de verkeerde kant op te zijn gereden. Aanvankelijk leek het vissers annex arbeidersdorp een dikke smerige bende. Toen we er echter wat verder doorheen liepen, werd snel duidelijk dat al het drijvende vuil door de wind onder de laatste huizen werd gedreven en zich daar ophoopte. Hoe verder we kwamen hoe schoner het water.

En overal vriendelijke mensen die bereidwillig op de foto gingen als ik daarom vroeg. Mooie tafereeltjes, kindertjes tot oude mensjes. Daarna kwam de markt. Redelijk rustig, het is immers zondag, maar ook hier vriendelijkheid alom. Zelfs bij een oude marktkoopman verse tabak gescoord, zo los verkocht.


Vervolgens ging het richting Moni. De doorgaande weg daarnaartoe is niet eens zo slecht. Maar hoe verder je komt, hoe bochtiger. En dan bedoelen we ook écht bochtig. Nog geen honderd meter een recht stuk! Wil nog niet niet zeggen na iédere bocht een adembenemnd uitzicht, maar daar hebben we er wel heel veel van gezien! En het gebeurt maar zelden dat je hier zwerfvuil ziet. Af en toe, langs de wat meer bewoonde stukken, maar dan nog maar erg weinig. Ook de erfjes rond de huizen, van de dure tot en met de eenvoudige huizen, zelfs hutjes, zijn over het algemeen opvallend netjes. Wat is dit stuk van Flores toch mooi zeg. Als je al voorbij plantages komt, staan de kokospalmen, bananenbomen en zelfs cacaobomen door elkaar heen. Niet in het gelid, maar ogenschijnlijk willekeurig. Op hele stukken aaneengesloten dichte begroeiing, dan kronkelt de weg zich weer langs steile helligen en diepe dalen met uitzicht op een volgende steile vol begroeide berghelling. Bij toeren hangen de bladeren van de heel grote bananenbomen vanaf weerskanten over de weg. Betoverend.



Onderweg een opstootje, veel mensen langs de weg. In het voorbijgaan, eerst een omlaag geschoven hoevelheid zand dat van de helling was geschoven en de halve weg versperde. Iets verderop de voorbumper van een auto, met het kenteken er nog op. De rest was de afgrond in gevallen. Omstanders waren druk bezig de beplanting, voornamelijk bananenbomen, weg te kappen om bij de auto te komen. Iedereen in de auto geschrokken.

Honderdvijftig bochten verder, een klein dorpje aangedaan, Sikka, waar we omstandig uitleg kregen over de traditioneel geweven kleden. Van smal (als loper op tafel) tot breed (voor beddesnprei of als een soort sarong). Minitieus werk en het natuurlijke verfproces kan maanden tot zelfs jaren duren. De traditionele kleuren zijn rood tot donkerbruin, met een kleustof op basis van asem; licht grijs tot donkerblauw op basis van indigo. Tegenwoordig worden de geweven stoffen ook en andere, felle kleuren gemaakt, maar dat op basis van chemisch geverfde garens. Ter plaatse ook een kijkje genomen in een van oorsprong Portugees kerkje uit de 16e eeuw. Het stond er bij als nieuw, waarschijnlijk door vele donaties van Christelijke organisaties, zo deden twee plakkaten bij de ingang vermoeden.

Verder op weg richting Moni, via een wel heel erg hobbelig weggetje Koka Beach aangedaan. Het weggetje was zo smal dat er nauwelijks een auto overheen kon. Hobbels, diepe kuilen; iets wat met een terreinwagen wel te doen zou zijn. Wij reden in een oude Toyota Avanza. En dan ook nog een dikke bus tegenkomen. Halsbrekende toeren om elkaaar te passeren...

Het bleek allemaal zeer de moeite waard. In weerwil van de naam, waren er nauwelijks kokospalmen te bespeuren, het bleek een tweetal kleine baaien te zijn met superfijn geel, bijna wit zand, omsloten door hoge bergkammen. Grofweg in het midden een grote hoge rots waar omheen grillig gevormde lage lavarotsen, waar de golven van de zee tegen beukten. Bij de wat hogere golven spatte het water metershoog de lucht in. In de rechter baai strekten de lage lavarotsen wat verder de zee in en vormden een golfbrekende wal voor de baai erachter.

Hier konden we wel uren van blijven genieten. Het liep tegen drieën dat we er arriveerden en wat eten zou er wel in gaan. Budi had, terwijl wij ons stonden te vergapen aan alle natuurpracht, al wat gegeten; hij viel om van de honger. Nou, bij ons kon er inmiddels ook wel wat in. De vis zou lekker zijn. Er werd ons een kakelvers gevangen tonijn getoond. Eentje van een cm of dertig. Ach, waarom niet.

Ter plaatse werd de vis opengesneden, van één zijde een flinke filet en die werd weer door twee gedeeld; één helft voor elk van ons. Daarna door naar het houtvuurtje dat in het eenvoudige huisje al brandde en niet veel later opgediend. Met witte en rode rijst, heerlijke groente en vers gemaakte sambal. Wat on-ver-ge-te-lijk lekker was dat zeg, En veel ook nog!

We zijn eigenlijk veel te lang blijven zitten. De verdere weg naar Moni moesten we nog afleggen en het eind van de middag was al aangebroken. Mwah, gaf Budi aan, nog een anderhalf uur. Ja, kon zijn, maar het duurde nog maar even en de zon ging onder. En hier gaat dat dus heel rap. Alsof iemand het licht uit doet. Niet veel later reden we dus door het donker over de nog immer kronkelende en slingerende weg.

Het begon zachtjes te regenen. Nadat Budi zei dat dat maar klein buitje was en wel snel zou stoppen, deed het dat ook. Om nog veel harder te gaan regenen. De weg klom en klom steeds steiler kronkeldekronkel, alsof er geen eind aan kwam. Gelukkig stopte de regen, net voordat we tot twee keer aan toe op wegwekzaamheden stuitten. Er wordt op meerdere plaatsen letterlijk hard aan de weg getimmerd. Ter plaatse zijn er een provisorische omweggetjes gemaakt, smal, en met dikke keien diepe gaten. In het pikkedonker is dat wel een dingetje...

Het was een verademing om aan te komen op de eerste overnachtingsplaats, Antoneri Hostel in Moni. Een kopje Teh Panas, hete thee, en dan naar bed. En nu maar niet dromen van al die bochten; de komende dagen zullen daar nog vele van bij komen.

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!