paul-conny-indonesie2018.reismee.nl

Uitblazen op Bali

Vandaag stond weer geheel in het teken van reizen. Eerst een vlucht van Labuan Bajo op Flores naar Denpasar, Bali. Van tevoren hebben we onze vluchtgegevens vast doorgegeven aan Putu van Anugerah Villas, het hotelletje waar we vier jaar geleden ook al waren neergestreken. Voor de toegang van de aankomsthal op Denpasar zag Conny een drempel over het hoofd waardoor ze languit op de vloer viel. Gelukkig slechts een licht geschaafde knie en wat schrik. Maar ze is op die manier tenminste wel letterlijk Bali binnen komen vallen. Bij aankomst op het vliegveld stond de chauffeur al te wachten. Hij bracht de koffers vast naar de auto, terwijl wij alvast de binnenlandse vlucht van Denpasar naar Jakarta regelden, we waren er nu toch.

Dat de rit naar Amed 3 uur duurde, waren we van de vorige keer vergeten. Onderweg bekroop ons een beetje spijt dat we ons dat niet hadden gerealiseerd. Bij aankomst echter smolt dat gelijk weg, Putu had ons, toen de boeking bij hem binnenkwam, al gelijk herkend en het was een warm weerzien. Hij had nog allerlei details van vier jaar geleden onthouden. De chauffeur bleek overigens de broer van Putu.


Putu was het hotel vier jaar geleden nog druk aan het uitbreiden, het is heel mooi geworden, een heus restaurantgebouw erbij. Het knusse karakter is gelukkig wel behouden gebleven. De directe omgeving is daarentegen wel een heel stuk voller en drukker geworden. Niet zozeer met omvangrijke resorts maar heel erg veel kleine hotelletjes, homestays, guesthouses; het stikt ervan. Maar ook op Amed bleek het aantal toeristen nog erg tegen te vallen. We zijn opnieuw vrijwel de enige gasten. Voor ons is dat gunstig, voor Putu een stuk minder.


's Avonds na het eten zijn we gelijk gaan kijken of het kleine warunkje annex slaapplaats voor chauffeurs, ietsje verderop, er nog is. In het destijds onooglijke tentje aten we vier jaar geleden de heerlijkste kip en vis. Ik vreesde het ergste, maar het bleek er nog te zijn. Flink opgeknapt, maar nog steeds dezelfde vriendelijke vrouw. Grappig, ze herkende ons en wist nog dat ik geen Bahasa sprak.
Zoals de titel al aangeeft, gaan we hier de laatste daagjes van ons verblijf in Indonesië vertoeven. Hooguit kleine uitstapjes hier en daar in de directe omgeving. Daarna de lange reis terug naar huis. Misschien treffen we Cecile en Kees nog op Denpasar, ze vertrekken van daaruit met een andere vlucht naar Nederland.

Voorlopig is dit het laatste verhaal van dit blog, tenzij we natuurlijk weer in gekke situaties terecht komen. Putu heeft ons de kamer toebedeeld met de beste wifi ontvangst, de router staat zelfs op onze kamer. De komende dagen zullen we alsnog foto's proberen te plaatsen bij de verhalen waar ze nog ontbreken. Kom nog eens terug op deze site zou ik zeggen, bij ons weet je maar nooit.

Ook wij niet.



Relaxen op een bootje

Onze chauffeur Budi heeft gisteren een vriend zover gekregen dat hij voor ons tweetjes tegen gereduceerd tarief een boottochtje te verzorgen. In de haven hebben we afscheid van Budi genomen, hij was van plan om terug te rijden naar Bajawa in de hoop daar een klantje op te pikken die verder naar Maumere wil reizen. In de haven en op het vliegveld van Labuan Bajo is teveel concurrentie. Bovendien wil het merendeel van de toeristen die hier aankomen, alleen maar naar Komodo en daarna gelijk weer terug naar Bali.

De schipper en zijn maatje hielpen ons aan boord van het voormalige visserbootje. Ze spreken nauwelijks Engels, en lachten vriendelijk bij elke vraag, maar een zinnig woord was nauwelijks met ze te wisselen. De oude dieselmotor werd met de hand aangeslingerd en luidkeels knetterend koos het bootje het ruime -rustige- sop. Met het luide stampen van de diesel was enig taalprobleem ook gelijk niet meer aan de orde. De herrie van die motor overstemde sowieso alles, het wende snel.


Na een dik uur varen langs de kust van Flores en kweenie hoeveel soms piepkleine en grotere eilandjes, bleek het eiland Rica de eerste bestemming. Naast Komodo, dat nog een extra 2 uur varen zou zijn, komt ook hier de Komodovaraan voor. Van een klein deel van het eiland is een toegankelijk natuurpark gemaakt en worden bezoekers door rangers rondgeleid. Zo ook wij. De ranger, voorzien van een manshoge dikke stok vertelde veel over de Komodovaranen, die in ruime mate aanwezig bleken. Kleintjes, maar ook forse exemplaren. En nog tamelijk actief ook, ofschoon het best warm was en ze voornamelijk de schaduw van de gebouwtjes van het bezoekerscentrum op hadden gezocht.


Conny probeerde een foto te maken van een grote groep varanen, maar had niet door dat één van hen zich niet ver achter haar bevond. Hij was ongemerkt om de hoek gekomen. Ze zou zo achteruit lopend op hem zijn gestuit.
Er werd gezegd dat de varanen niet worden gevoerd, ze moeten zelf hun kostje vangen op het eiland. En dat varieert van kleine tot heel grote prooien zoals zwijnen, herten en wilde runderen die op dit eiland ook ruim vertegenwoordigd zijn. Bij de wandeling door het bos (ook onder begeleding) stuitten we op een groep runderen, waar we tamelijk dichtbij konden komen. De gids maande ons plots om ons uit de voeten te maken, de stier van de groep maakte aanstalten om ons weg te jagen. Niet dat wij dat doorhadden...

Nadat de komodovaraan van de bucket list van Conny kon worden geschrapt, ging de boottocht verder naar een klein eiland waar we een frisse duik konden nemen. Met snorkel maskers genieten van het kristalheldere water en het rijke onderwaterleven. De meest waanzinnig gekleurde vissen en visjes gezien, van heel dichtbij. Het gemiddelde aquarium is er niets bij. Bij een volgend eiland was het zo mogelijk nóg bonter. Letterlijk wel te verstaan.


Van piepkleine clownsvisjes -je weet wel, die van Nemo- die in de zee anemonen zwemmen tot uitbundig gekleurde koraalvissen. Als je heel stil lag en je adem inhield, kon je hun geknabbel aan het koraal horen! Er waren erbij die zichtbaar hun territorium verdedigden tegen andere visjes. En ook tegen ons, al hadden we dat niet direct door. Eentje kwam recht op me af, om vlak voor me weer snel weer weg te zwemmen. En weer terug te komen, zelfs tegen mijn zwembril te tikken. Dacht nog "Oh zo leuk...", tot-ie hetzelfde tegen mijn been en arm deed. Het dubbeltje viel, toch maar iets meer uit de buurt. Ook Conny werd hetzelfde duidelijk gemaakt.

Meer dan genoeg te zien, enorme doopvont schelpen, zelfs een (gevaarlijke!) steenvis en pijlstaartrog en een groot stuk koraal waar grote vissen roerloos bleven liggen, met kopje schuin omhoog. Onmiddellijk verschenen poetsvisjes om ze van vuil en parasieten te ontdoen. Zo grappig om te zien; de vissen vormden zo een soort poetsstraatje, netjes wachten tot de volgende aan de beut was! Jammer dat we er geen foto's van hebben kunnen maken. De verleiding om zo'n enorme schelp mee te nemen was bijna niet te weerstaan, het is verboden ze mee te nemen. Gelukkig hebben we de foto's nog.



De tijd vloog voorbij, nog even bij het hotel een duik in het zwembad genomen om het zoute water uit de zwemkleren te spoelen en vroeg naar bed. Morgen naar Bali, de vlucht ernaar toe en het hotelletje van vier jaar geleden in Amed hebben we van hieruit kunnen boeken.

Laatste etappe, van Ruteng naar Labuanbajo


Na het uitchecken reed Budi in het stadje een piepklein zijstraatje in. Het veranderde al snel in een landweggetje dat een en al kuil en bobbel was. Zelfs te voet zou het een ware hindernisbaan zijn geweest. Maar het loonde de moeite. Flink door elkaar geschud, stapten we uit op een punt dat een adembenemend uitzicht bood op de Spider Ricefields.

Temidden van de toch al zo mooie terrasvormige rijstvelden, komt op de top van een heuvel een heel aantal rijstvelden bij elkaar. De terrassen waaieren heuvelafwaarts breed uit en vormen daarmee een spinnenweb patroon. En dat weer is ingegeven door de plaatselijke traditie en religie.

Een heel eind verderop lag op de vlakte in een dal nog veel meer en grotere spinneweb velden. Hier was de rijstoogst al gaande en de velden lagen er veel droger en geler bij. Over een maand of twee zal de nieuwe aanplant er ook fantastisch mooi fris en groen uit zien, we waren er eigenlijk niet op het beste moment. Op het eerste rijstveld werd overigens drie keer per jaar geoogst, vandaar dat dat er groener uit zag.


De rit ging verder, richting de kust. Vanuit Ruteng dat meer in de bergen ligt, betekende dat opnieuw veel geslinger over de hier en daar behoorlijk smalle en steile weg. Dat deze route mooi maar ook best gevaarlijk is, bleek vanzelf. Vlak na elkaar twee nog maar net verongelukte vrachtwagens. De eerste was een grote tankwagen met benzine die volledig op z'n kop in een diepe greppel lag. De inhoud werd overgepompt in twee kleinere tankwagens. In Nederland zou tot op grote afstand alles zijn afgezet, hier stond iedereen er doodleuk omheen, we konden zonder veel moeite passeren.

Slechts een paar kilometer verderop lag een grote dieplader met een graafmachine op zijn kant. Haarspeldbocht zo kennelijk niet zo nauwkeurig genomen. Ook hier uiteraard een hoop toeschouwers die opgelaten joelden bij iedere personenauto die nog net tussen de vrachtwagen en de vangrail -waarachter een enorm steile en diepe helling- konden manoeuvreren. Conny had hier geen goed gevoel bij en liet Budi en Paul eerst de afgrond passeren onder luid gejoel van de omstanders. Uiteraard een enorme file van vrachtwagens die bergopwaarts wilden, maar er voorlopig niet langs zouden komen.
Bij beide voorvallen waren de cabines nog helemaal intact, het is te hopen dat de bestuurders er goed vanaf gekomen zijn. Pas veel lager, tijdens een korte stop bij een restaurantje in het dorpje onderaan de berg, zagen we een ambulance zich naar boven spoeden.


De rit eindigde in de kustplaats Labuan Bajo. We hebben dit keer gekozen voor een hotel buiten de stad, vlak aan het strand. We zullen hier twee nachtjes vertoeven. Morgen kunnen we voor een sterk verminderd tarief mee op de boot naar Rica, Canaca en nog een eiland. Naast Komodo komt ook op Rica de komodovaraan voor. Hopelijk gaan we ze morgen ook tegenkomen, een lang gekoesterde wens van Conny. Deze boottrip heeft Budi voor ons geregeld bij een vriend van hem. Een hele boot voor ons alleen, wat een luxe!
Nu maar vast (zwem-)spulletjes pakken, het zal vroeg opstaan worden. Na terugkomst blijven we nog een nachtje in dit hotel, daarna vliegen we naar Bali. Waar we dan gaan verblijven gaan we nog wel zien.

Verder na Bajawa: naar Ruteng

Het was fris vannacht. Er was een douche, met warm water. En daarmee was het ook gelijk gezegd: het straaltje kwam uit een kraan van minstens 70 jaar oud en  met een flink prostaatprobleem. Vanaf Bajawa ging de weg weer omlaag, in de verte de slapende vulkaan Ineri. Letterlijk vertaald betekent deze naam Big Mama. 

De weg ernaartoe leek aanvankelijk recht op de vulkaan in de verte af te gaan, maar verviel al weer snel in hevig gekronkel. De gevarieerde begroeiing maakte plaats voor bamboe, heel veel bamboe en op een gegeven moment niets anders meer dan dat. Nu zelfs meer dan een dijbeen dikte en zo hoog...!


Een tweede traditioneel dorp, Bena, werd aangedaan. We werden nog voor de ingang tot het dorp begroet door een oude man die zijn koopwaar aanbood. Hij had van alles, de dorpelingen verbouwen menige specerijen zelf: cacao, nootmuskaat (vers, zacht en in mootjes), kaneel, vanille, kruidnagel, koffiebonen. Maar ook fruit: ananas, maracua. Veel ervan groeit in de wilde natuur in de directe omgeving. We hebben een zakje verse kemirih van hem gekocht, de voorraad thuis is bijna op en uiteraard lang niet zo vers.  De Engelstalige naam van deze noot is Candle Nut, en dat zegt wel genoeg. Het lijkt wel een beetje op macadamia. De noot is alleen grover en puntiger en zit in een harde dikke schil die maar moeilijk is te kraken. In de indische keuken wordt de kemirih noot -geroosterd- veel gebruikt. De koopman wees hem aan en zei "Walnut", "Kemirih!" reageerde Conny. Hij lachte van verrassing zijn van de sirih roodbekleurde tanden bloot.


Het dorp bood veel fraais; vriendelijke mensen, gewend aan rondsjouwende toeristen, toonden gewillig hun dagelijkse bezigheden. Iets te nadrukkelijk gericht op diezelfde toeristen. Nee, geen belangstelling voor bamboe kopjes en bekers, houtsnijwerkjes en kokoshouten pollepels en traditioneel geweven ikat stoffen die verdacht kleurrijk en soepel waren. Aan de andere kant een oude man die ons leidde naar een uitkijkpunt met overzicht over de onderliggende vallei. In de verte het dichtstbijzijnde dorp met pasar en de kronkelweg ernaartoe. Die liep hij elke dag omlaag en omhoog. Het hoeft geen betoog dat zijn conditie even wat beter dan de onze was, zo gemakkekijk als hij over de hoge treden omhoog bewoog.


De weg vervolgde naar een stroomversnelling waar twee bergstromen elkaar omtmoetten. De ene stroom voerde koel bergwater, de andere heet. Zo heet dat je er een ei in kan koken!
De rotsblokken in de stroomversnelling vermengen de hete en  de koude waterstroom en dit moesten we natúúrlijk aan den lijve ervaren. Was het bezoek gisteren aan de heetwaterbronnen al een hele belevenis, dit had geen weerga. 

Niet alleen door afwezigheid van grote groepen mensen -'t was er heerlijk rustig- maar de sensatie van snel stromend water om je heen met wisselend warme, hete en dan weer koele vleugen... Afhankelijk van het plekje dat je opzocht kon je genieten van constant koel of warm tot heet gemengd water, elders dus wisselbaden. En dat alles gewoon midden in de natuur, niks kunstmatig gekanaliseerd. Ook nu weer werd het miezerige douchekopje van vanmorgen royaal gecompenseerd.


De weg naar Ruteng leidde, hoe kan het anders, via kronkelige wegen, omhoog, omlaag. En voortdurend die uitbundige en overweldigende natuur. Het is overwegend bewolkt, maar het is wat ons betreft aangenaam koel. Onze chauffer Budi vindt het maar niks. Dingin, koud! Op deze hoogte gaan de bergen verderop, op in een dikke mist. Het blijkt het wolkendek dat over de bergen gaat.

Het werd naarmate we lager kwamen en meer in de buurt van de zee, aanmerkelijk warmer. Een korte stop in Aimere voor wat eten en iets verderop een arak destilleerderijtje. De fabricage is kleinschalig en verrassend simpel. Van een op de kokospalm gelijkende palm wordt het sap uit de langwerpige vruchten geperst en verzameld in een aarden pot. Hieronder wordt een vuurtje gestookt. De damp wordt door een lange bamboe buis van een meter of vijf geleid en aan het eind wordt het gecondenseerde vocht opgevangen. In een kleine jerrycan. Al klaar. Op een tafeltje wat flesjes met verschillende sterkten, verlopend van 15 tot 50(!) procent. En gratis proeven, dat moest natuurlijk ook. De smaak veranderde naarmate de sterkte toenam, van wrang zoetig naar bijna jonge jenever zij het ietsje wrang. De met suiker en kaneel gemengde variant smaakte iets meer likeur achtig maar kon weing bekoren. Op Java en Bali wordt arak gemaakt op basis van rijst. Het kustdorpje Aimere is het enige op Flores waar deze arak wordt gemaakt. Langs de kant van de weg wordt het in plastic flessen verkocht, precies zoals dat elders met benzine gebeurt voor de vele brommers. Als je niet op de kleur let, kan je je nog lelijk vergissen. Al moet je denk ik dan ook wel diep in het arakglaasje hebben gekeken..

De doorgaande weg over Flores is over het merendeel heel goed begaanbaar, verspreid over de route wordt er letterlijk aan de weg gewerkt. Door de voortdurende kronkels - een recht stuk weg hebben we nauwelijks meegemaakt- schiet het echter niet op; harder dan 40 km per uur rijden gaat vrijwel niet, eerder langzamer. Een relatief korte afstand van pak m beet 50 tot 60 km kan zomaar uren rijden zijn. En toch nergens saai. Zo met de raampjes open komen bij toeren de heerlijkste geuren voorbij, van zoetige bloemengeur tot in diverse dorpjes, die van heerlijk vers gebrande koffie. Maar ook het schelle geschal van een autootje met achterwaarts gerichte luidsprekers die in het kader van de komende verkiezingen meer dan luidkeels vrolijke muziek ten gehore bracht! Tja, kom daar maar eens aan voorbij met een smalle weg en al die bochten. Mochten we al mogen stemmen, de onze hebben ze niet! Goddank sloegen ze af...

Het zou een lange rit gaan worden naar Ruteng. Al eerder op de dag vertelde Budi dat een goede vriend van hem naar de bergen was verhuisd. Diens zoontje had vandaag zijn Heilige Communie. Misschien zou er op weg naar Ruteng tijd zijn om naar het feest te gaan. Tuurlijk, ook leuk toch, om mee te maken! Bovendien, als goede vriend laat je bij zoiets natuurlijk niet vestek gaan.

Het liep inmiddels tegen de schemering dat we het dorp waar deze vriend woont, naderden. Naar Ruteng is het nog een half uurtje, schatte Budi. Misschien kunnen we even bij het feest hier in het dorp aankeren. Ook een half uurtje. Och prima, leuk wel; doe maar! Ja, zei Budi nog, kan je ook mee eten, babi ketjap! Hij verliet de hoofdweg en reed een dorpje in. De weg ging steil omhoog en omhoog. Bij iedere bocht weer een, nog verder omhoog. Driftig sturend zat Budi te bellen, het was duidelijk dat hij zijn vriend niet te pakken kreeg. Te langen leste gestopt bij een jonge vrouw die toevallig langs de weg stond. Dat hij naar de gewraakte kampung vroeg was duidelijk, het antwoord kennelijk een stuk minder. Inmiddels had hij zijn vriend aan de telefoon en was het gezelschap op straat verder gegroeid. Wat de duidelijkheid zichtbaar niet bevorderde. Het uiteindelijke besluit was doorrijden. Verderop, alsmaar door maar door.

De weg werd smaller, en ging met veel gekronkel nog steeds steil omhoog. Het werd mistig, en de schemer duurt maar kort. De weg werd steeds slechter, de kuilen en hobbels steeds groter. En dat hele stuk dan ook nog terug...?  Je zag de twijfel bij Budi groeien. Zijn vriend had kennelijk niet veel zin in bezoek door een zo afgelegen mogelijke plek te kiezen? De handdoek ging in de ring. Een passant op een brommertje wist te melden dat dit nog niks was, verderop was het pas echt een puinhoop. Dan maar rechtsomwaarts. In het pikkedonker keren op een smal steil bergweggetje en het hele eind weer terug. "Sorry ja.." verontschuldigde Budi zich. Ach joh, geeft niet. We hebben het tenminste geprobeerd.... Dik een uur later draaiden we weer de hoofdweg op. Ruteng, alsnog een half uurtje te gaan...

Van Ende naar Bajawa

Het verblijf in Ende bleek een beeetje een koude douche. Dat mag je letterlijk nemen, er bleek geen warm water en evenmin een wasbak. De airco deed iets te fanatiek z'n werk en met een eenpersoons beddesprei was het dus wat killetjes. Airco uit en het werd gelijk bloedbenauwd in het kleine hotelkamertje. Blij dat dit maar voor één nachtje was.

De trip vervolgde eerst naar het huis waar Soekarno een tijd heeft verbleven in de periode na de oorlog. Hij had er op last van de Nederlanders een jaar of vier huisarrest, men heeft er een museum van gemaakt. Het huis werd van een opknapbeurt voorzien en was gesloten, rond het huis werd alles opnieuw in de verf gezet. Eerst niemand er uit, nu niemand er in, zogezegd.

Vanaf Ende voerde de rit langs de prachtige zuidkust naar het noorden. De weg voerde langs het zogehete Blue Beach. Niet omwille van de azuurblauwe zee, maar ook omdat er blauw gesteente in de aardlagen zit. De stranden liggen bezaaid met lichtblauwe, gladgepolijste stenen. Ze worden er verzameld, gesorteerd op kleur en grootten en over het hele eiland verkocht. Je ziet ze inderdaad veel in stoepen, trappen en betonnen voetpaden, als versiering.

Nog vóór het middaguur streken we neer bij een mooi opgezette rustplaats, eigenlijk een groot uitgevallen warung met heerlijke zitjes direct aan de zee.

Budi, de chauffeur, raadde aan gelijk maar te gaan eten, vanaf daar was het zeker een uur of vier rijden naar het volgende punt. Er arriveerde vers gevangen vis, deze werd gelijk gewassen en in het ijs gelegd. Grappig om te zien: het ijs was gemaakt in langwerpige plastic zakken, werd met een langwerpige steen tot brokken geslagen en over de vis verspreid. Het meisje dat dit moest doen, sloeg daarbij gevoelig op haar eigen duim. Ook die kon maar beter even in het ijs worden gehouden...

Na de buikjes vol te hebben gegeten vervolgde de rit naar de Hot Springs in Soa. De route ging meer landinwaarts waar het landschap vrij plotseling drastisch veranderde. Naar sterk glooiend, een stuk droger en met veel minder begroeiing. Ook heel mooi. In de verte de actieve Obologo vulkaan.

De heetwaterbron leek een beetje als een klein park annex natuurzwembad, maar ontegenzeggelijk van een lang vergane glorie. In vergelijk met alle plaatsen die we tot nu toe hadden bezocht, was het er opmerkelijk druk. Een heel aantal groepen van kinderen maar ook volwassenen en gezinnen waren er neergestreken. Door het rumoer was ook duidelijk het geruis van snelstromend water te horen Al snel ontdekten we een stroomversnelling met een hoop mensen erin. Het water bleek inderdaad behoorlijk warm. We hadden onze zwemspullen mee en hebben heerlijk in de (best hard stromende) stroomversnelling vertoefd. Er bleken er meerdere van te zijn, zo ook een aantal aangelegde bassins. En elk was van een andere temperatuur, die varieerde van warm, naar behoorlijk warm en eentje zelfs héét! Hier zag je het water zelfs uit de bodem omhoog borrelen; niet te dichtbij komen maar. Al zaten daar wel degelijk een paar mensen vrijwel middenin. En, behalve in de aangelegde bassins, overal een behoorlijk sterke stroom van kristalhelder water. Opvallend: geen zwavelgeur. Het gemis aan warm water vanochtend, hebben we ruimschoots gecompenseerd.

We trokken weer verder naar Bajawa, waar we dit keer overnachten. De rit voerde weer verder omhoog de bergen in. De afgronden werden weer dieper, de bomen steeds groter en de bamboe zelfs reusachtig, tot wel 40 meter hoog!

Na aankomst in het prima hotelletje bleek het gevoelig kouder dan we tot nu toe gewend zijn geweest, al zitten we nog maar op een 1000 m hoogte. Samen met Budi nog lekker ietsje verderop gegeten in een klein restaurantje. We werden getrakteerd op verrassend goede live muziek door een plaatselijk bandje. Had trouwens niet eerder Your So Beautiful Tonight van Eric Clapton in een reggae uitvoering gehoord.

Onze chauffeur, Budi heeft wel humor. Het is gebruikelijk dat de chauffeur bij iedere overnachtingsplaats zelf een verblijf regelt regelt. Dat zo goedkoop mogelijk, liefst bij een plaatselijke vriend of kennis. Op mijn vraag waar hij dit keer overnacht merkte hij breed lachend op: "Ik heb de VIP-room verderop", en wees naar een van de bamboe huisjes naast het hotelletje.


Van Moni naar Ende; Gunung Kelimutu

Tijdens de overnachting in Moni heeft het opnieuw geregend, en niet zo zachtjes. Allang blij dat we er niet voor hadden gekozen om de Kelimutu vulkaan bij zonsopgang al te willen zien. Dan hadden we net als de vorige keer dat we dat bij de Bromo deden, heidens vroeg op moeten staan en in het pikkedonker al vertrekken. Dat leverde toen vooral een aantal mistige foto's op.

We hebben er wijselijk voor gekozen om gewoon overdag te gaan, en rekenden er een beetje op dat het opnieuw niet te druk zou zijn. Een stel dat ook in dezelfde kleine guesthouse verbleef, ging op een brommmertje die kant op. Ze gingen alvast, terwijl wij een pannenkoekje als ontbijt aan het wegwerken waren. Een stel meiden kwam juist weer terug van de vulkaan. Ze waren om 4 uur 's ochtends opgestaan om de vulkaan bij zonsopgang te kunnen zien. Door de regen van vannacht was dat leterlijk de mist in gegaan. Wij blij, dat zou ons dus anders voor een tweede keer zijn overkomen.

Eventjes later dus op stap. De route slingerde weer verder en opnieuw waren de uitzichten weer adembenemend. De weg naar Kelimutu is niet te missen, en eenmaal die ingeslagen ging het rap hoger en hoger de bergen in. Was de omgeving al niet spectaculair genoeg, opnieuw deden de wegwerkzaamheden een extra duit in het zakje. Zo halverwege veranderde de redelijk goede asfaltweg in een glibberige modderhelling. Op een deel van de route wordt de weg ingrijpend herzien en verbreed. Hele stukken worden met grote machines uit de bergelling gegraven die wisselend uit losse rotsblokken, massief steen of uit aarde bestaat. Grote rotsblokken worden ter plaatse verpulverd om elders in opgemetselde muren te verwerken. En dat allemaal langs een enorm steile helling. De auto kwam in een geimproviseerde haarspeldbocht tot stilstand en gleed uit zichzelf schuin zijwaards weer omlaag. Het ding bleek vierwielaandrijving te hebben, maar ook dat mocht niet baten. Het was door de regen van de afgelopen nacht één enorme blubberbende. Er kwam een busje ons tegemoet, bergafwaarts. En die had evenveel moeite om tot stilstand te komen. Na ampel overleg besloten de chauffeur en zijn bijrijder onze auto dan maar met de hand te duwen terwijl Budi een ander plekje zocht om de banden weer grip te laten krijgen. Kan je nagaan, dit was bij daglicht. Hoe zouden die meiden dit vanmorgen moeten hebben gedaan..?

De rest van de weg verliep verder vlekkeloos en niet veel later konden we aan het laatste stuk beginnen dat lopend moet worden afgelegd. We lopen het stel dat eerder hiernaartoe vertrok weer tegen, De modderbaan hadden zij maar lopend genomen.

De Kelimutu vulkaan heeft drie kraters, die gevuld zijn met water. Door de chemische samenstelling zijn twee van de drie felblauw gekleurd. Eens in de zoveel tijd kan een van de twee vulkaanmeren plotsklaps rood kleuren, wanneer opborrelde gassen voor een chemische rectie zorgen. Het derde meer kan soortgelijk van kleur variëren tussen zwart en coca cola bruin. Op het uitkijkpunt bij de eerste vulkaan komt ook een groep uit Maleisië staan. Ze zijn op pad met hun priester. Conny wordt gevraagd 2 foto's van de groep te maken en dan wil de hele groep met haar op de foto. Zo typisch.

Het pad dat naar de uitzichtpunten leidde was mooi, het uitzicht op de kraters was adembenemend. Het derde vulkaanmeer was ...donkergroen. Wat ons betreft, verbleekt de Bromo hierbij. De omgeving van de Bromo is weliswaar onovertroffen, maar heeft zwaar te lijden van het toerisme, waardoor enorm veel troep en opgeklopte drukte. Bij de Kilamutu is de natuur nog de natuur; de rust straalt er vanaf, misschien ook door de kleinschaligheid.


We hebben ruimschoots de tijd genomen om van de vulkaan te genieten, na terugkomst bij de auto, reden we een stukje terug; onderweg waren we een waterval gepasseerd die Budi ook nog even wilde laten zien. Ook hier gold weer: nauwelijks van de weg, bevind je je zo weer in dicht begroeid regenwoud. De waterval, het waren er eigenlijk twee, was op zich mooi, maar bescheiden. De tweede waterval lag iets dieper het bos in, plaatselijke bewoners hebben er met bamboe palen bruggetjes gebouwd die je zigzag over het water naar de waterval leiden. Tegen betaling van een gering bedrag kan je erheen. Erg leuk en best fraai.

Onderweg naar de plaats Ende, hebben we nog een dorpje aangedaan waar men nog in traditionele huizen leeft. Op zich heel mooi en interessant, er was evenwel niemand thuis. Iedereen was, zo werd gezegd, op het land aan het werk. Jammer, had wel zo'n huis van binnen willen bekijken.

Na aankomst in Ende, ingechecked bij een eenvoudig guesthouse, vanavond nog even naar de Pasar Malam, al heb ik de markten al wel een beetje gezien. Lokale markten blijven aan de andere kant toch altijd leuk om er een kijkje te nemen.

Tot kijk Maumere, we gaan naar Moni

Zaterdag hebben we flink de tijd genomen om eens helemaal ...niets... te doen. Flink uitgeslapen en na een lekker ontbijt, op ons gemak langs het strand geslenterd. Conny heeft al heel wat mooie schelpjes gevonden om voor de kleinkinderen mee te nemen. Ik dacht er onder water ook een mooie gave te hebben ontdekt. Nadat ik hem aan Conny gaf bleek-ie nog bewoond, door en klein heremietkreeftje. We hebben z'n woninkje maar laten behouden en netjes teruggezet. Tot onze verrassing liepen we een sympathiek Duits stel tegen het lijf die in het naastgelegen resort hun intrek hadden genomen. Gezellig zitten kletsen en van lieverlee lieten ze even zien hoe hun verblijf eruit zag. Het resort waar ze zittsn is wat je noemt superdeluxe maar er zijn eveneens nauwelijks gasten. Er staan moderne huisjes onder de kokospalmen, en volledig van bamboe gemaakt, in allerlei vloeiende vormen, heel bijzonder en echt schitterend. We zijn niettemin dik tevreden met ons onderkomen. Kleinschaliger, intiemer en ongedwongen contact met de vriendelijke eigenaren en medewerkers.

De bewoners van Flores zijn overwegend Katholiek. De vissers en de arbeiders in de haven zijn daarentegen moslims. Zo tegen zonsondergang horen we in de verte het gezang uit de moskee. Alles heeft hier iets dromerigs. Het is hier heerlijk.


Zondagmorgen kwam onze chauffeur, toevallig net als het resort Budi geheten, stipt om 10 uur ophalen. Josef voorzag ons van zijn recept voor die overheerlijke tahoe en tempeh van gisteren. Nog even het verblijf afrekenen en dan op weg.
Wat we eergisteren met het brommertje niet hadden gevonden, deden we nu als eerste aan: de huizen op palen, bij de haven. Daar bleken we vanaf de uitgang van de haven gewoon de verkeerde kant op te zijn gereden. Aanvankelijk leek het vissers annex arbeidersdorp een dikke smerige bende. Toen we er echter wat verder doorheen liepen, werd snel duidelijk dat al het drijvende vuil door de wind onder de laatste huizen werd gedreven en zich daar ophoopte. Hoe verder we kwamen hoe schoner het water.

En overal vriendelijke mensen die bereidwillig op de foto gingen als ik daarom vroeg. Mooie tafereeltjes, kindertjes tot oude mensjes. Daarna kwam de markt. Redelijk rustig, het is immers zondag, maar ook hier vriendelijkheid alom. Zelfs bij een oude marktkoopman verse tabak gescoord, zo los verkocht.


Vervolgens ging het richting Moni. De doorgaande weg daarnaartoe is niet eens zo slecht. Maar hoe verder je komt, hoe bochtiger. En dan bedoelen we ook écht bochtig. Nog geen honderd meter een recht stuk! Wil nog niet niet zeggen na iédere bocht een adembenemnd uitzicht, maar daar hebben we er wel heel veel van gezien! En het gebeurt maar zelden dat je hier zwerfvuil ziet. Af en toe, langs de wat meer bewoonde stukken, maar dan nog maar erg weinig. Ook de erfjes rond de huizen, van de dure tot en met de eenvoudige huizen, zelfs hutjes, zijn over het algemeen opvallend netjes. Wat is dit stuk van Flores toch mooi zeg. Als je al voorbij plantages komt, staan de kokospalmen, bananenbomen en zelfs cacaobomen door elkaar heen. Niet in het gelid, maar ogenschijnlijk willekeurig. Op hele stukken aaneengesloten dichte begroeiing, dan kronkelt de weg zich weer langs steile helligen en diepe dalen met uitzicht op een volgende steile vol begroeide berghelling. Bij toeren hangen de bladeren van de heel grote bananenbomen vanaf weerskanten over de weg. Betoverend.



Onderweg een opstootje, veel mensen langs de weg. In het voorbijgaan, eerst een omlaag geschoven hoevelheid zand dat van de helling was geschoven en de halve weg versperde. Iets verderop de voorbumper van een auto, met het kenteken er nog op. De rest was de afgrond in gevallen. Omstanders waren druk bezig de beplanting, voornamelijk bananenbomen, weg te kappen om bij de auto te komen. Iedereen in de auto geschrokken.

Honderdvijftig bochten verder, een klein dorpje aangedaan, Sikka, waar we omstandig uitleg kregen over de traditioneel geweven kleden. Van smal (als loper op tafel) tot breed (voor beddesnprei of als een soort sarong). Minitieus werk en het natuurlijke verfproces kan maanden tot zelfs jaren duren. De traditionele kleuren zijn rood tot donkerbruin, met een kleustof op basis van asem; licht grijs tot donkerblauw op basis van indigo. Tegenwoordig worden de geweven stoffen ook en andere, felle kleuren gemaakt, maar dat op basis van chemisch geverfde garens. Ter plaatse ook een kijkje genomen in een van oorsprong Portugees kerkje uit de 16e eeuw. Het stond er bij als nieuw, waarschijnlijk door vele donaties van Christelijke organisaties, zo deden twee plakkaten bij de ingang vermoeden.

Verder op weg richting Moni, via een wel heel erg hobbelig weggetje Koka Beach aangedaan. Het weggetje was zo smal dat er nauwelijks een auto overheen kon. Hobbels, diepe kuilen; iets wat met een terreinwagen wel te doen zou zijn. Wij reden in een oude Toyota Avanza. En dan ook nog een dikke bus tegenkomen. Halsbrekende toeren om elkaaar te passeren...

Het bleek allemaal zeer de moeite waard. In weerwil van de naam, waren er nauwelijks kokospalmen te bespeuren, het bleek een tweetal kleine baaien te zijn met superfijn geel, bijna wit zand, omsloten door hoge bergkammen. Grofweg in het midden een grote hoge rots waar omheen grillig gevormde lage lavarotsen, waar de golven van de zee tegen beukten. Bij de wat hogere golven spatte het water metershoog de lucht in. In de rechter baai strekten de lage lavarotsen wat verder de zee in en vormden een golfbrekende wal voor de baai erachter.

Hier konden we wel uren van blijven genieten. Het liep tegen drieën dat we er arriveerden en wat eten zou er wel in gaan. Budi had, terwijl wij ons stonden te vergapen aan alle natuurpracht, al wat gegeten; hij viel om van de honger. Nou, bij ons kon er inmiddels ook wel wat in. De vis zou lekker zijn. Er werd ons een kakelvers gevangen tonijn getoond. Eentje van een cm of dertig. Ach, waarom niet.

Ter plaatse werd de vis opengesneden, van één zijde een flinke filet en die werd weer door twee gedeeld; één helft voor elk van ons. Daarna door naar het houtvuurtje dat in het eenvoudige huisje al brandde en niet veel later opgediend. Met witte en rode rijst, heerlijke groente en vers gemaakte sambal. Wat on-ver-ge-te-lijk lekker was dat zeg, En veel ook nog!

We zijn eigenlijk veel te lang blijven zitten. De verdere weg naar Moni moesten we nog afleggen en het eind van de middag was al aangebroken. Mwah, gaf Budi aan, nog een anderhalf uur. Ja, kon zijn, maar het duurde nog maar even en de zon ging onder. En hier gaat dat dus heel rap. Alsof iemand het licht uit doet. Niet veel later reden we dus door het donker over de nog immer kronkelende en slingerende weg.

Het begon zachtjes te regenen. Nadat Budi zei dat dat maar klein buitje was en wel snel zou stoppen, deed het dat ook. Om nog veel harder te gaan regenen. De weg klom en klom steeds steiler kronkeldekronkel, alsof er geen eind aan kwam. Gelukkig stopte de regen, net voordat we tot twee keer aan toe op wegwekzaamheden stuitten. Er wordt op meerdere plaatsen letterlijk hard aan de weg getimmerd. Ter plaatse zijn er een provisorische omweggetjes gemaakt, smal, en met dikke keien diepe gaten. In het pikkedonker is dat wel een dingetje...

Het was een verademing om aan te komen op de eerste overnachtingsplaats, Antoneri Hostel in Moni. Een kopje Teh Panas, hete thee, en dan naar bed. En nu maar niet dromen van al die bochten; de komende dagen zullen daar nog vele van bij komen.

Budi Sun en op de scooter naar de haven van Maumere

Het verblijf vlakbij Maumere is heel relaxed. Een kleinschalig en eenvoudig resort met een hoofdgebouw en een drietal aparte huisjes, een simpel zwembad en dappere pogingen om op het gehele terein een tuin te onderhouden. Niks geen strak gemaaid gras en bloemenperken, maar alles losjes geplant. Juist heel aardig gezicht. En opnieuw slechts één andere gast, een op zich heel aardige jonge Zwitserse vrouw die in haar eentje heel Indonesië 'doet'. Als ze begint te praten, houdt ze alleen niet meer op. Ze heeft een Engels sprekende privé chauffeur geboekt en trekt met hem In drie dagen verder over Flores. Heb met de man te doen.

Terwijl we op de ruime galerij van het hoofdgsbouw ons ontbijtje zaten te eten, kwam een hele schare kleine kindjes het terrein over. In ganzenpas, elk kindje met de handen op de schouders van het kindje ervóór. Zo schattig, en allemaal vrolijk "Hello" roepen. Onder begeleiding van twee nonnen en een kinderjuf slingerden ze door de tuin. De plaatselijke kleuterschool die onder de bomen vlak bij het strand een speel-uurtje hadden.

We hebben de stoute schoenen aangetrokken en zijn met het brommertje van de receptionist naar Maumere gereden. Best een dingetje als je niet gewend bent op zo'n ding te rijden, links verkeer en hier en daar ook nog best druk met ander verkeer. Maar we hebben genoten en het overleefd.

Oorspronkelijk plan was om net boven Maumere naar een traditioneel vissersdorp te gaan. De huizen staan er op palen in het water. De route op het kaartje van het miniresort zag er simpel genoeg uit, maar eenmaal op de brommer bleek een groot verschil tussen een zijstraat en een echte zijstraat. Ook in herkenningspunten op de kaart en die in het echt zaten wat significante verschillen. Met alle bobbels en kuilen en overig linksrijdend verkeer was dat net te veel van het goede om allemaal in de gaten te houden. Een beetje dus maar op de gok gereden. Zelfs ander verkeer ingehaald; we waren bij toeren niet eens de langzaamsten!

Op een gegeven moment reden we recht tegen het verkeer in op een éénrichtingsweg. Geen bord éénrichtingsverkeer, maar wel een onrustbarende hoeveelheid verkeer onze kant op. En verontwaardige gezichten van tegenliggers. Een man op de brommer stopte en gebaarde dat we om moesten rijden. Op een rustiger moment maar gauw omgekeerd. De man was geduldig blijven wachten en na wat praten met handen en voeten reed hij voor ons uit.

We kwamen in de haven van Maumere terecht, Conny stopte de man wat geld toe voor zijn hulp, hij was er blij mee. En wij ook. De drukte in het haventje en grote hoeveelheid mannen die kriskras door elkaar heen liepen, bezweet, stoffig van het cement kwam imponerend over. We begaven ons er niettemin, aanvankelijk wat bedremmeld, tusssen. Men was verrassend vriendelijk. Arbeiders die op de boten zaten te wachten op los- of laadklussen zaten geduldig te wachten en reageerden enthousiast zwaaiend wanneer ik foto's nam.

Zelfs een aantal hoge pieten van de havenpolitie die er toevallig ook waren met filmcamera's en al, een geuniformde man met imponerend veel sterren en strepen op z'n pak, reageerden lachend en zwaaiden vriendelijk toen ik foto's van ze nam.


Er was volop bedrijvigheid: er werden schepen gelost, andere geladen en zelfs eentje ingrijpend gerenoveerd. En allemaal schepen die voor visserij of lokaal transport tussen de eilanden worden gebruikt. Relatief klein en de overgrote meerderheid van hout. Zo werd er een schip gelost met cement uit Sulawesi. De zakken werden door een ploeg mensen één voor één uit het ruim gedragen. Op het dek namen twee mannen de zakken over en in één beweging de vrachtwagen in gejonast waar weer twee anderen ze stapelden. Het was één continue beweging van repeterende bewegingen. Moest toch loeizwaar zijn in de hitte van de volle zon.

Na het -niet eens bedoelde- bezoekje aan de haven weer op het brommertje gesprongen. Na een korte blik op het kaartje in de richting waar de traditionele huizen in het water zouden zijn. Opnieuw speelden de verschillen tussen kaart en werkelijkheid ons parten, de beoogde bestemming hebben we niet gevonden. Tegen de tijd dat de weg toch onmiskenbaar van de kust richting de bergen afboog, besloten we maar om te keren, we hadden beloofd het brommertje op tijd terug te brengen.



Onderweg natuurlijk weer opmerkelijk vormen van vervoer gespot, we stonden in een opstopping achter een vrachtwagentje met niet eerder geziene vracht. Bekijk de bovenstaande foto maar eens goed. Het is hier wel grappig als mensen in het voorbij rijden je al van ver herkennen als buitenlander (misschien ook door mijn rijstijl), en enthousiast "Hey mister" beginnen te roepen. Vooral groepen van schoolkinderen hebben hier een handje van. Bij een betaalautomaat waar we even stopten, bleken jonge kinderen zelfs wat meer, zij het eenvoudig, Engels te spreken. En geen valse schaamte, juist heel onbevangen.

Terug op Badi Sun, heerlijk ontspannen geblazen. Conny eventjes dobberen in het zwembad en schelpjes zoeken langs het strand, en ik weer even de verhalen bijwerken. Wat een serene rust hier...